De afkoeling in de huizenmarkt zet versneld door. De prijs van een gemiddelde koopwoning lag in april 4,4% lager dan het jaar ervoor, zo blijkt uit een meting van het CBS en het Kadaster.
Daarmee gaat de prijsdaling harder dan in de voorgaande maanden. In maart daalden de prijzen nog met 2,3% op jaarbasis en in februari met 0,8%. Ten opzichte van maart is de prijsindex bestaande koopwoningen in april met 1,1% gedaald.
Een koopwoning verwisselde voor gemiddeld €401.374 van eigenaar: dus nog nét boven de vier ton. Dat is bijna €45.000 minder dan in augustus, op de top van de markt (zie bovenstaande grafiek). Het is misschien moeilijk meer voor te stellen, maar aan het begin van deze eeuw bedroeg de gemiddelde huizenprijs nog €172.050. Daarmee zijn de huizenprijzen in 23 jaar tijd meer dan verdubbeld.
De huizenprijzen staan momenteel onder druk door de fors gestegen hypotheekrente, die ervoor zorgt dat huizenkopers minder kunnen lenen. Daarnaast zullen de hoge inflatie (met name de gestegen energiekosten) en de economische onzekerheden ongetwijfeld een rol spelen.
Hier staat wel tegenover dat het aanbod aan woningen nog steeds krap is en de bouw van nieuwe huizen niet wil vlotten zoals gehoopt.
Ook minder woningen verkocht
Er werden in april ook 20% minder woningen verkocht dan in dezelfde maand vorig jaar. In de eerste vier maanden verwisselden 53.253 huizen van eigenaar, ruim 11% minder dan in dezelfde periode van 2022.
Zoals je ziet is het aantal transacties al twee jaar aan het dalen.
Bij de cijfers over het eerste kwartaal bleek dat de prijzen van bestaande woningen in vrijwel alle provincies waren gedaald ten opzichte van het vierde kwartaal van 2022. Alleen in Zeeland bleven ze gelijk. De prijsdaling was het grootst bij appartementen.
Lees ook: Welke verbouwingen verhogen de waarde van je huis?