IEXGeld

Dossiers

Profiel

Een ETF die de index verslaat? Dat kan wel degelijk

In de wereld van passief beleggen lijken alle ETF's gelijk. Maar in de praktijk zijn sommige meer gelijk dan andere.

Er zijn vaak twee misvattingen onder beleggers die voor het eerst een indextracker willen kopen. De eerste is dat twee ETF’s die dezelfde index volgen, ook hetzelfde presteren, zelfs als ze van verschillende uitgevende instellingen zijn.

En de tweede is dat het onmogelijk is dat een ETF zijn benchmark kan verslaan, al is het alleen maar door de fees. 

Grote rendementsverschillen

In werkelijkheid zijn er wel degelijk grote verschillen in hoe goed een ETF de onderliggende index kan volgen. Sommige ETF’s slagen er zelfs in om hun index te verslaan, terwijl andere er enkele punten onder blijven.

Het verschil tussen de beste en slechtste S&P 500-trackers kan zelfs meer dan 6% zijn, zo berekende de Franse ETF-dataleverancier TrackInsight. 

"We zien een discrepantie tussen verschillende ETF's, vanwege de afwijkende manieren waarop ze beheerd worden, onder meer op het gebied van dividenden", aldus topman Julien Scatena van TrackInsight.

Hoe zit dat?

Los van de kosten, die uiteraard een drukkend effect hebben op de prestaties, volgen ETF's vaak honderden bedrijven die vaak in meerdere landen gevestigd zijn.

Verschillend dividendbeleid

Veel van deze bedrijven keren in meer of mindere mate dividend uit en over de uitgekeerde dividenden moet de ETF belasting betalen. In ons land is dit 15%, maar in andere landen zijn er lagere of hogere tarieven.

Een in Nederland gevestigde aanbieder van indexproducten kan de betaalde dividendbelasting terugontvangen en retourneren aan haar beleggers. Maar de uitgevende instelling kan het dividend ook opnieuw beleggen. Dat heeft geen impact op de onderliggende index, maar wel op de prestaties van de indextracker.

Volgens Scatena kan het dividendbeleid dan ook een reden zijn dat een indextracker het beter doet dan de benchmark.

Replicatiemethode

Discrepanties kunnen ook ontstaan door bijvoorbeeld de replicatiemethode. Synthetische trackers - die de onderliggende waarde niet in bezit hebben, maar via een tegenpartij een ETF-koers krijgen aangeleverd - hebben doorgaans lagere kosten dan een fysieke ETF.

Dit komt omdat de onderliggende waarden niet zelf gekocht hoeven te worden, waar doorgaans kosten bij komen kijken.

Bovendien is de tracking error lager, omdat dit door een overeenkomst met een tegenpartij wordt afgedekt. De tracking errorgeeft weer in welke mate een fonds achterblijft bij zijn benchmark.

Daarnaast kopen fysieke ETF's vaak niet alle aandelen in een index, bijvoorbeeld omdat ze te klein zijn. Het zou de kosten onnodig aanjagen om dergelijke aandelen alsnog onder te brengen in de ETF.  

Opbrengsten door uitlenen van effecten

Verder willen uitgevers van fysieke ETF's de onderliggende aandelen nog wel eens uitlenen om extra inkomsten te verkrijgen. Dit heet securities lending. De lener van aandelen gebruikt de aandelen vaak weer om short te gaan en dat is tegenwerkend.

Evenwel kunnen de inkomsten hieruit ook weer naar beleggers gaan, maar dat verschilt per uitgevende instelling. 

Er kan dus genoeg verschil zitten in indextrackers die dezelfde index volgen. Dat kan vervolgens leiden tot verschillende rendementen. Sommige uitgevende instellingen krijgen het hierdoor wel degelijk voor elkaar om de index te verslaan, al zou je dat op het eerste gezicht misschien niet zeggen.   

Lees ook:

Aandelen verkopen om huis te kopen: slim idee?

Er zijn meerdere factoren om rekening mee te houden. Lees verder ›