Wie op late leeftijd niet elk dubbeltje wil omdraaien, moet een behoorlijk vermogen opbouwen. Maar hoe pak je dat aan zonder dat het veel pijn doet? Lees het in deel 2 van deze miniserie over beleggen voor je pensioen.
Wie een modaal jaarinkomen wil hebben tijdens zijn pensioen, moet ruim 600.000 euro bij elkaar sparen. Verwacht je heel oud te worden, dan kom je zelfs boven de 1 miljoen uit, zo blijkt uit het eerste deel van de serie over pensioenopbouw.
Maar op welke manier kun je dat bedrag het best bij elkaar krijgen zonder al te drastische ingrepen? Loege Schilder en Gudy Zwarthoed van Care IS Vermogensbeheer rekenen het voor.
Optie 1: Sparen
De spaarrente is al jaren zo laag dat je spaargeld na aftrek van de inflatie wegsmelt als sneeuw voor de zon.
Meer hierover: Dit is de vernietigende impact van inflatie op je spaargeld
Sparen is geen optie, meent Schilder dan ook. “Als je op je dertigste begint en 38 jaar de tijd hebt tot je pensioen, moet je per jaar maar liefst 15.609 euro opzij leggen om voldoende op te bouwen om tot je 84e te kunnen leven.” Word je 95 jaar, dan is dat volgens Schilder maar liefst 26.341 euro per jaar.
Zelfs met een startkapitaal van 75.000 euro moet je nog altijd 13.635 euro of 24.367 per jaar sparen om op je doelvermogen uit te komen, afhankelijk van je levensverwachting.
Optie 2: Vastgoed
Een andere optie is je huis inzetten voor je pensioen. Dit kan bijvoorbeeld door je huis te verbouwen en zo de woningwaarde te verhogen. Of door extra af te lossen op je hypotheek, waardoor je woonlasten dalen. Ook kun je een extra appartement of vakantiehuis kopen.
Het nadeel van investeren in vastgoed is echter dat het geld in stenen zit, zo waarschuwt Schilder. “Dat krijg je er niet snel meer uit.”
Optie 3: Beleggen
De derde optie is beleggen. Volgens Zwarthoed levert dit meestal veel meer op dan sparen (zie verderop). Maar zij adviseert wel om het vermogen te spreiden over verschillende beleggingscategorieën, zoals aandelen, obligaties en vastgoed.
Beleggen: Lijfrente of banksparen
Wil je beleggen, dan heb je de keuze tussen een oplossing in Box 1 of Box 3 van de inkomstenbelasting.
In het eerste geval kom je uit op een lijfrente of banksparen. Hierbij geniet je fiscaal voordeel. De jaarlijkse inleg is aftrekbaar, mits dat geld wordt aangewend voor je pensioen. Over het opgebouwde vermogen ben je geen vermogensbelasting verschuldigd.
Pas als de pot uitkeert, wordt het geld belast. Maar dat gebeurt waarschijnlijk tegen een lager tarief, omdat de kans groot is dat je dan minder verdient.
Lees ook: 7 redenen waarom jij failliet gaat tijdens je pensioen
Deze constructie is wel gebonden aan allerlei regels. Het bedrag dat je jaarlijks mag storten is beperkt en voor vervroegd opnemen gelden strikte voorwaarden. Bovendien kun je met het geld uitsluitend sparen of beleggen.
Beleggen: Zelf doen
Ga je zelf beleggen, dan valt je vermogen in Box 3. Je bent dan vermogensrendementsheffing verschuldigd over het totale vermogen dat uitkomt boven de vrijstelling van 30.360 euro.
De fiscus gaat hierbij uit van een fictief rendement, waarvan de hoogte afhangt van je omvang van je vermogen. Is het belegd vermogen groter, dan betaal je meer dan met een bescheiden spaarpotje.
Je bent wel veel flexibeler dan met een lijfrente. Zo mag je het geld op elk gewenst moment opnemen en je inleg overal in beleggen. Dus bijvoorbeeld ook in vastgoed of crowdfunding.
Wat levert beleggen op?
Hoeveel rendement je uit je beleggingen haalt, hangt af van de gekozen beleggingscategorieën en de ontwikkelingen op de financiële markten.
“Over het algemeen leveren aandelen meer op dan obligaties, maar daar staat ook een groter risico tegenover”, licht Zwarthoed toe. Gemiddeld leveren aandelen een rendement op van 7 tot 8% per jaar en obligaties 1 tot 2%.
Kies je voor een defensief profiel, waarbij je 70% belegt in obligaties en 30% in aandelen, dan moet je dus rekenen op een gemiddeld jaarrendement van circa 3%.
Bij een neutraal profiel, met een fifty-fifty-verdeling tussen aandelen en obligaties, is dat ongeveer 4%. En bij een offensief profiel, waarbij 30% is belegd in obligaties en 70% in aandelen, circa 5%.
Verdeling tussen obligaties en aandelen is cruciaal
De rendementsverschillen zijn dus fors. Dat heeft uiteraard ook invloed op het bedrag dat je opzij moet leggen voor je pensioen.
Stel je bent 30 jaar, met een startkapitaal van 75.000 euro, je gaat op je 68e met pensioen en je verwacht 95 jaar oud te worden. Kies je ervoor om al het geld op een spaarrekening te zetten, dan moet je naast die spaarpot nog 21.440 euro per jaar opzij zetten, exclusief vermogensbelasting.
Met een defensieve portefeuille moet je per jaar 6.398 euro bijstorten: minder dan een derde van het spaarbedrag.
Kies je voor een neutraal profiel, dan is dat 3.039 euro. Bij een offensief profiel is dat slechts 442 euro.
Bouw risico’s geleidelijk af
In het laatste geval zijn de risico’s wel groter. Maar als je langer dan tien jaar de tijd hebt, kun je deze risico’s doorgaans wel dragen, meent Schilder. “Tot nu toe zijn aandeelhouders elke crisis op langere termijn te boven gekomen. Maar je moet wel voldoende tijd hebben om eventuele verliezen goed te maken.”
Heb je nog meer dan tien jaar voor de boeg, dan kun je volgens Schilder wat offensiever beleggen. Maar komt de pensioendatum in zicht, dan is het verstandig om de risico’s in te dammen en meer in obligaties te beleggen.
Vroeg beginnen loont
Verder is het slim om vroeg te beginnen. Zoals we hierboven zagen, moet een 30-jarige met een startkapitaal van 75.000 euro per jaar de volgende bedragen bijstorten:
- Sparen: 21.440 euro
- Defensief beleggen: 6.397 euro
- Neutraal beleggen: 3.039 euro
- Offensief beleggen: 442 euro.
Begin je elf jaar later, dan worden die bedragen een stuk hoger, rekent Schilder voor:
- Sparen: 26.759 euro
- Defensief beleggen: 10.770 euro
- Neutraal beleggen: 6.777 euro
- Offensief beleggen: 3.584 euro.
Later beginnen met vermogensopbouw en beleggen heeft dus veel impact; vooral als je offensief belegt. Wacht daarom niet te lang.
Check ook: Zo kies je de beste aandelen uit voor je pensioen