In de nieuwsbrief van januari besteedt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aandacht aan het nabestaandenpensioen. En dat is niet onterecht. Het is namelijk al een tijd niet meer zo dat een nabestaande in alle gevallen een nabestaandenpensioen - ook wel partnerpensioen genoemd - ontvangt als de partner overlijdt vóór zijn of haar pensioendatum (let op: je krijgt sowieso alleen een nabestaandenpensioen als daar specifiek voor is gespaard - het is niet standaard in alle pensioenregelingen opgenomen).
Steeds meer pensioenregelingen gaan uit van een nabestaandenpensioen op risicobasis. Bij zo'n regeling heeft de nabestaande alleen recht op een nabestaandenpensioen zolang de verzekerde actief deelneemt aan de pensioenregeling. Simpel gezegd: er is alleen dekking als iemand bij de werkgever in dienst is.
In het verleden kenden veel pensioenregelingen een nabestaandenpensioen dat werd opgebouwd zolang iemand in dienst was: voor ieder jaar in dienst was er ook een jaar nabestaandenpensioen opgebouwd en dat bleef beschikbaar voor de nabestaanden. Ging de werknemer uit dienst en kwam hij daarna te overlijden, dan keerde de pensioenregeling van zijn oude werkgever gewoon het opgebouwde nabestaandenpensioen uit.
Lees ook: Het partnerpensioen is niet standaard geregeld. Ga ermee aan de slag.
Nabestaandenpensioen op risicobasis
Omdat deze manier van nabestaandenpensioen opbouwen een dure methode is, zijn veel pensioenregelingen overgegaan naar het nabestaandenpensioen op risicobasis. Komt de werknemer te overlijden tijdens de periode dat hij bij de werkgever werkt, dan is er een nabestaandenpensioen.
Maar: dit wil nog niet meteen zeggen dat de achterblijvende partner automatisch een goed pensioen heeft. Gaat de werknemer uit dienst en vervolgens bij een andere werkgever aan de slag, dan kan er een flink financieel probleem ontstaan. Er is dan namelijk geen uitkering uit de oude regeling en voor de nieuwe regeling is er maar een klein bedrag verzekerd, omdat de pensioendatum een stuk dichterbij is gekomen.
Pensioen op risicobasis: een voorbeeld
Een voorbeeld. De heer Jansen werkt vanaf zijn 25e bij dezelfde werkgever. Hij heeft recht op een ouderdomspensioen van 18.000 euro per jaar als hij de AOW-leeftijd bereikt. Normaal gesproken bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen. Als de heer Jansen overlijdt vóór zijn pensioendatum, ontvangt mevrouw Jansen dus 12.600 euro per jaar.
Maar op 55-jarige leeftijd gaat hij bij een andere werkgever werken. Bij deze werkgever is er ook een pensioenregeling. Omdat hij daar nog maar tien jaar pensioen kan opbouwen, bedraagt zijn ouderdomspensioen bij deze werkgever 5.000 euro. Het nabestaandenpensioen voor zijn vrouw (70%) is 3.500 euro per jaar.
Meneer Jansen komt te overlijden terwijl hij nog in dienst is. Mevrouw Jansen moet het nu doen met een nabestaandenpensioen van slechts 3.500 euro per jaar, in plaats van de 12.600 euro. Die oude pensioenregeling bleek namelijk een nabestaandenpensioen op risicobasis te zijn. Mevrouw Jansen moet nu in haar eentje rondkomen van een veel lager bedrag dan ze had gedacht.
Bijverzekeren noodzakelijk
Je doet er goed aan te onderzoeken hoeveel nabestaandenpensioen er is verzekerd in je pensioenregeling. Informatie daarover vind je in het Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Kijk goed naar het bedrag waar de achterblijvende partner van moet rond komen en welke lasten daar tegenover staan. Is er een tekort aan inkomen, dan kun je bijvoorbeeld een overlijdensrisicoverzekering afsluiten.
Lees ook: Zo bespaar je duizenden euro's op je overlijdensrisicoverzekering